Het Carïbisch gebied
Door: Gerjan en Ans
Blijf op de hoogte en volg
15 Maart 2006 | Antigua, Saint John's
Eén van de rasta's die we ontmoetten, vertelde ons, dat in hun religie het gebruik was om regelmatig te mediteren, buiten zichzelf te treden, het spirituele te zoeken. Daarin vind je de rust en de spirit om de levensvragen aan te kunnen en leer je te accepteren wat onvermijdelijk is. En soms geeft het antwoorden voor de toekomst. Zo had hij in een trance een vuur gezien, waarin de contouren van een vrouw zichtbaar waren. En deze vrouw heeft hij later ontmoet en is hij gelukkig mee getrouwd. Een Belgische vrouw (en nee, belgenmoppen kennen ze hier niet). Om in een trance te geraken speelt de muziek een belangrijke rol. Ze bewegen zich in een swingende cadans op de harde vrij eentonige ritmische muziek, sluiten zich af voor de buitenwereld en laten zich helemaal gaan. Maar meer nog dan in de muziek vinden ze met behulp van de marihuana, het geestverrijkende poeder, hun trance. Marihuana, dat ze voor eigen gebruik rijkelijk op de Carib verbouwen. Ze begrijpen dan ook niet waarom de Amerikanen hun feestje willen verpesten door te eisen, dat de marihuanateelt wordt verboden en verbouwde marihuana wordt vernietigd. Hoe kunnen ze zonder ooit in een goede trance geraken, hoe kunnen ze ooit de geest krijgen als ze geen marihuana meer mogen gebruiken? Eén van de vele verhalen die we konden optekenen uit onze contacten met de plaatselijke bevolking. Dit schoot me weer te binnen toen ik "de geest" zocht om dit verhaal te schrijven. Muziek en marihuana helpen bij mij niet; gelukkig heb ik Ans, die me achter de vodden zit om u deelgenoot te maken van onze belevenissen in de Carib. Dit verhaal gaat over het eerste deel van onze tocht langs Bequia (spreek uit: Bek kwee), St. Vincent, St. Lucia en Martinique. Heel verschillende eilanden qua cultuur, historische achtergrond en economische ontwikkeling. Maar in andere dingen doen ze nauwelijks voor elkaar onder. Kijk naar de schoonheid van de natuur, zie de bergen die hoog oprijzen vanuit zee en de toppen verdwijnen achter de sluiers van de bewolking, bezoek de regenwouden met een grote verscheidenheid aan vegetatie en de ontelbare scharkeringen aan groen, vind beschutting in de vaak prachtig verscholen baaien. Al dit moois, je zou er lyrisch van worden. De Caraïbiërs zelf zeggen, dat als Columbus nu nog dit gebied zou moeten ontdekken, hij het niet West Indië zou noemen, maar het Paradijs. Ja, men is chauvinistisch en trots op hun eilanden. Bequia bereikten we vanuit Barbados na zo'n 20 uur varen. Een prachtig beschutte baai heette ons welkom, de Admiralty bay, met aan de boorden het dorpje Port Elizabeth. Door een boatboy in zo'n snel motorbootje werden we naar een mooring gebracht. Langs het smalle strandje liep een betegeld voetpad, dat met enige golfslag beslist niet droog kan worden genomen. Een gezellig dorpje, veel kleine middenstand en erreg !! lekkere ijsjes. Als je hier nog eens komt, de ijsjes krijgen onze warme aanbeveling. Het is verbazingwekkend, hoe de schooltjes worden gebouwd: Lokalen, niet te groot en van elkaar gescheiden door gaas. Echt waar, gaas waarmee wij onze kippen binnen de perken houden. Alleen de onderste anderhalve meter is van hout. En op z'n Engels: alle kinderen in uniform. Het is een klein eiland maar de commercie tiert er welig. Grote cruiseschepen, forse "strijkijzers" (dit zijn van die moderne buitengewoon luxueuze motorboten) en talrijke zeilschepen zorgden voor een forse inkomensstroom. Maar alles concentreert zich op de plaats zelf, het achterland is moeilijk bereikbaar; behalve met taxi's, maar zelfs voor Europese begrippen hanteert men woekerprijzen. Dat doen we dus nog wel eens een andere keer. Tussen de eilanden lopen diepe geulen, waar het soms stevig waait; met name aan de uiteinden (noord en zuidzijde) van de eilanden. Afstanden variëren van zo'n 20 tot 40 mijl en zijn normaal gesproken goed te doen in een dagtocht. Het is wel zaak om op tijd te vertrekken want aanlopen in het donker is er door de soms verraderlijke kliffen erg vervelend. En donker wordt het al tussen zes uur en half zeven. Naar St. Vincent koersten we erst aan op de hoofdstad Kingstown, een plaats die in de pilot werd aanbevolen en waar je ideaal zou kunnen ankeren. Niets van dien al. Er lag geen schip, het was woest en leeg en nabij Young Island - een klein eilandje iets verderop - zag er het veel aantrekkelijker uit. Zo flexibel als boter, dus onze koers verlegd. We werden opgevangen door twee boatboys die onderling flink ruzie kregen wie ons de mooring mocht aanbieden. Gelukkig kennen ze overal het spreekwoord: Wie het eerst komt, die het eerst maalt. Het fenomeen boatboy is een apart verhaal, dat zich voornamelijk af speelt in de landen waar het economisch wat minder gaat. Maar daarover later meer. Op Young Island ontmoetten we Fred, die in dit gebied al vele jaren met een zeilboot chartert en al lang niet meer in Nederland was geweest. Zijn tongval was dichter bij het Amerikaans dan bij het Nederlands; hij chartert voornamelijk met Amerikanen. Die tippen tenminste, zegt hij. Op z'n laatste eis had hij voor een week 4 Amerikanen aan boord, die hem na die week 1000 dollar tipgeld gaven. Dat maakt het tenminste leuk, zegt Fred. Hij lustte wel een borreltje, ja rum vond hij wel lekker. De halve fles raakte leeg, zijn oogjes werden kleiner en voor ik het in de gaten had lag hij op de kuipbank te slapen. Ans was inmiddels ook al te kooi gegaan, dus daar zat ik dan. M 'n boek bracht uitkomst. Na ongeveer een uurtje was Fred er weer bij en onder het genot van nog een borrel praatte hij weer honderd uit. Nog geen uur, want toen vulde opnieuw het gesnurk van Fred de ruimte. Na weer een uurtje: Nog één borrel dan, dan ga ik terug naar m 'n schip. Zullen we die dan maar tot morgen bewaren, want het is al half vijf. Hij kwam heelhuids op zijn schip aan en sliep tot de volgende dag tot aan het begin van de middag. Hij kwam me met mijn voorzeil helpen, want het moest naar de zeilmaker voor een paar reparaties. Ik vond het wel gezellig gisteravond, zei hij. En dat was het ook. De volgende dag vertrok hij weer, op naar z 'n nieuwe gasten. Sparrel, de boatboy, bracht me met zijn supersnelle roeiboot naar de zeilmaker. M 'n hart lag soms in de schoenen zoals hij over de golven raasde. We zijn daar een paar dagen gebleven, naar het stadje Kingstown geweest, ingeklaard op het vliegveld, een paar klusjes gedaan en de harde wind afgewacht, die met flinke windstoten rond de boot floot. Ongeveer op het midden van het eiland, aan de westkant, ligt een prachtige baai met de naam Wallilabou. Hier zijn grote delen van de film "The pirats of the Cariben" opgenomen. De film zelf kennen we niet, maar we kunnen de filmmaker een compliment geven over het vinden van deze plaats. Een prachtige locatie, mooi verscholen tussen de heuvels. De gebouwen die ze nodig hadden stonden er nog. Allemaal van plastic. Maar zo goed nagemaakt, dat je pas merkte dat het geen steen was nadat je er met je neus bovenop stond. En wat je hier mee maakt met de boatboys !?! Helpen je de boot vast te leggen, verkopen fruit en meer van die lekkere dingen, soms is het ook heel verrassend wat ze brengen, je gaat met ze op avontuur. Je gaat .. eigenlijk teveel om nu op te noemen. Soms is het ook wel eens sneu. We wilden graag wat verse melk, maar hadden dat tot dan toe in de Carib nog niet kunnen vinden. Dus we vroegen aan Asley - onze boatboy - of hij voor ons verse melk kon regelen. O jawel, dat kon hij wel. Een beetje wantrouwend vroegen we nog: Melk van de koeien, niet van schapen of geiten? (Geiten lopen hier in bosjes rond). Geen probleem, first thing in the morning, fresh milk from the cow. De volgende dag klopte hij vol trots op de boot. I have your milk. Kwamen er uit z'n roeiboot 3 grote blikken koffiemelk. From the cows, zei hij en wees op de blikjes, waarop inderdaad een blakende Friese koe stond afgebeeld. Het duurde even voordat hij begreep dat we deze melk niet zochten en hij het woord "fresh" aan zijn vocabulaire had toegevoegd. Gelukkig konden we hem nog blij maken met andere business, zodat hij even later weer fluitend naar de kant peddelde (met de blikjes koffiemelk natuurlijk). En dan die tocht met een vissersbootje naar het noorden van St. Vincent .... maar daarover de volgende keer meer.
Tot dan,
Ans en Gerjan